-
-
Onderdeel A. Toets Gesproken Nederlands
-
- Onderdeel A. Toets Gesproken Nederlands: Zinnen
herhalen.
U hoort bij dit onderdeel steeds een zin. U zegt daarna precies dezelfde zin.
Bijvoorbeeld:
u hoort: “dat is een mooi verhaal” en
u zegt: “dat is een mooi verhaal”
Zeg alle woorden die u hoort. Probeer de
woorden ook hetzelfde uit te spreken.
Onderdeel B. Toets Gesproken Nederlands
- Onderdeel
B. Toets Gesproken Nederlands: Korte
vragen beantwoorden.
U hoort nu steeds een korte vraag. U geeft op elke vraag een kort antwoord.
Bijvoorbeeld: U hoort: “Een auto, heeft die twee wielen of vier wielen?”
en
U zegt: “vier wielen”
Of u zegt: “vier”.
Onderdeel C. Toets Gesproken Nederlands
Onderdeel C. Toets Gesproken Nederlands: Zinnen herhalen
Dit is hetzelfde als onderdeel A. U hoort weer steeds een zin. Dit zijn andere zinnen dan bij onderdeel A.
Zeg de zinnen weer precies na.
Bijvoorbeeld:
u hoort: “is het buiten mooi weer?” en
u zegt: “is het buiten mooi weer?”
Zeg alle woorden precies na. Probeer de
woorden ook hetzelfde uit te spreken.
Onderdeel D.
Toets Gesproken Nederlands
Onderdeel D. Toets Gesproken Nederlands: Tegenstellingen noemen
U hoort nu steeds een woord. U zegt het tegenovergestelde van dat woord.
Bijvoorbeeld:
U hoort: “dik” en
U zegt: “dun”
Of u hoort: “ver” en
U zegt: “dichtbij”
Onderdeel E. Toets Gesproken Nederlands
Onderdeel E. Toets Gesproken Nederlands: Verhalen navertellen
U hoort een kort verhaal. Luister goed wat u hoort. Na het verhaal moet u het verhaal zelf navertellen.
U krijgt daarvoor 30 seconden. Vertel zoveel mogelijk. Dit onderdeel telt niet mee in de score. |